Wat is dat toch fijn, de zonneschijn. Lijkt wel een romantisch gedicht. Maar werkelijk. De was buiten, het licht valt mooi mijn atelier binnen. Lichtpuntjes die iedereen zo nodig heeft. Iedereen, zucht. Wat is dat toch met machteloosheid. Ik heb sowieso last van bazige types. Nu heb ik een gevoel met een heel naar woord erin, macht. Denk wel dat dat het gevoel is. Op een afstand de wreedheid volgen. Of eigenlijk niet volgen. Want wat zijn mensen wreed.
Ik richt me op de schoonheid en zoek die meestal in het detail. Ook bij de mens. Misschien door de opvoeding dat de wereld boos is en slecht, dat ik direct op zoek ga naar dat lichtpuntje. Een mooie lach, een tedere eigenschap, een liefdevol gebaar. Nooit zocht ik dat in uiterlijk. Schrok me ooit ook rot toen ik iemand hoorde zeggen dat je soms beter niet uit de kleren moet gaan op het strand. Dat er mensen zijn die zoeken naar de lelijkheid. Ik zoek dat niet. In mijn onmacht voor vrede en kapot maken blijf ik aandacht geven aan het kleine, de miniatuur schoonheid. Natuurlijk mopper ik op mezelf als ik ook ergernissen heb. Bumperkleven is wel het allerergste wat er bestaat in mijn leven. Die kleine oerangst om geraakt te worden. Hoe groot moet de angst zijn in delen van de wereld waar oorlog is? Enorm. In mijn kleine ik blijf ik op de kleine schoonheden concentreren. Raap af en toe een stukje plastic van de straat en zoek de lichtpuntjes me ons heen.
Vanavond kwamen ze trouwens gewoon langs de deur, die lichtpuntjes. In de vorm van kinderen met een keuvel. Zongen een liedje en kregen snoep. Twee meisjes kwamen twee keer langs. Hou ik ook van, van dubbel en herhaling en eigenlijk nog meer van dat spel. Serieus net doen of het niet zo is. Nog een liedje zingen en ik gaf ze gewoon vier snoepjes mee. Vieren, daar hou ik ook van.